7 Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus' wil schade geacht. 8 Ja, gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus…
8 Daarna hoorde ik de stem des Heeren, dewelke zeide: Wien zal Ik zenden, en wie zal voor Ons henengaan? Toen zeide ik: Zie, hier ben ik, zend mij henen. 9 Toen…
5 Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want…
1 In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik den Heere, zittende op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel. 2 De serafs stonden boven…
11 Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind, deze beenderen, die zijn het ganse huis Israëls; zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze verwachting is verloren, wij zijn afgesneden.…
9 En Hij zeide tot mij: Profeteer tot den geest; profeteer, mensenkind, en zeg tot den geest: Zo zegt de Heere HEERE: Gij geest, kom aan van de vier winden…
4 Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen, en zeg tot hen: Gij dorre beenderen, hoort des HEEREN woord. 5 Alzo zegt de Heere HEERE tot deze beenderen:…
1 DE hand des HEEREN was op mij, en de HEERE voerde mij uit in den geest, en zette mij neder in het midden ener vallei; dezelve nu was vol…
13 Alzo nam Boaz Ruth, en zij werd hem ter vrouwe, en hij ging tot haar in; en de HEERE gaf haar, dat zij zwanger werd en een zoon baarde.…
1 En Boaz ging op in de poort, en zette zich aldaar en ziet, de losser, van welken Boaz gesproken had, ging voorbij; zo zeide hij: Wijk herwaarts, zet u…
12 Nu dan, wel is waar, dat ik een losser ben; maar er is nog een losser, nader dan ik. 13 Blijf dezen nacht over; voorts in den morgen zal…
6 Alzo ging zij af naar den dorsvloer, en deed naar alles, wat haar schoonmoeder haar geboden had. 7 Als nu Boaz gegeten en gedronken had, en zijn hart vrolijk…
1 En Naomi, haar schoonmoeder, zeide tot haar: Mijn dochter! zoude ik u geen rust zoeken, dat het u welga? 2 Nu dan, is niet Boaz, met wiens maagden gij…
14 Als het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hier bij, en eet van het brood, en doop uw bete in den azijn. Zo zat zij neder aan…
11 En Boaz antwoordde en zeide tot haar: Het is mij wel aangezegd alles, wat gij bij uw schoonmoeder gedaan hebt, na den dood uws mans, en hebt uw vader…
4 En ziet, Boaz kwam van Bethlehem, en zeide tot de maaiers: De HEERE zij met ulieden! En zij zeiden tot hem: De HEERE zegene u! 5 Daarna zeide Boaz…
1 Naomi nu had een bloedvriend van haar man, een man, geweldig van vermogen, van het geslacht van Elimelech; en zijn naam was Boaz. 2 En Ruth, de Moabietische, zeide…
18 Als zij nu zag, dat zij vastelijk voorgenomen had met haar te gaan, zo hield zij op tot haar te spreken. 19 Alzo gingen die beiden, totdat zij te…
6 Toen maakte zij zich op met haar schoondochters, en keerde weder uit de velden van Moab; want zij had gehoord in het land van Moab, dat de HEERE Zijn…
1 In de dagen, als de richters richtten, zo geschiedde het, dat er honger in het land was; daarom toog een man van Bethlehem-juda, om als vreemdeling te verkeren in…