Zacharia’s nachtgezicht 7; Het gezicht van de vrouw in de efa
5 En de Engel Die met mij sprak, ging uit, en zeide tot mij: Hef nu uw ogen op, en zie wat dit zij dat er voortkomt.
6 En ik zeide: Wat is dat? En Hij zeide: Dit is een efa, die voortkomt. Voorts zeide Hij: Dit is het oog over henlieden in het ganse land.
7 En zie, een plaat van lood werd opgeheven, en er was een vrouw, zittende in het midden der efa.
8 En Hij zeide: Deze is de goddeloosheid. En Hij wierp haar in het midden van de efa; en Hij wierp het loden gewicht op den mond derzelve.
9 En ik hief mijn ogen op en ik zag, en zie, twee vrouwen kwamen voort, en wind was in haar vleugelen, en zij hadden vleugelen als de vleugelen eens ooievaars; en zij voerden de efa tussen de aarde en tussen den hemel.
10 Toen zeide ik tot den Engel Die met mij sprak: Waarheen brengen zij deze efa?
11 En Hij zeide tot mij: Om haar een huis te bouwen in het land SÃnear, dat zij daar gevestigd en gesteld worde op haar grondvesting.