Job 5 van 12
20/04/2022

Job 5 van 12

Voorganger:
Serie:
Passage: Job 2:11-13, Job 3:1-11
Plaats:

11 Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naämathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen en om hem te vertroosten.
12 En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem niet, en hieven hun stem op en weenden; daartoe scheurden zij eenieder zijn mantel en strooiden stof op hun hoofden naar den hemel.
13 Alzo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en zeven nachten; en niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen dat de smart zeer groot was.

1 DAARNA opende Job zijn mond en vervloekte zijn dag.
2 Want Job antwoordde en zeide:
3 De dag verga waarin ik geboren ben, en de nacht waarin men zeide: Een knechtje is ontvangen;
4 Diezelve dag zij duisternis; dat God naar hem niet vrage van boven, en dat geen glans over hem schijne;
5 Dat de duisternis en des doods schaduw hem verontreinigen; dat wolken over hem wonen; dat hem verschrikken de zwarte dampen des dags.
6 Diezelve nacht, donkerheid neme hem in; dat hij zich niet verheuge onder de dagen des jaars; dat hij in het getal der maanden niet kome.
7 Zie, diezelve nacht zij eenzaam; dat geen vrolijk gezang daarin kome;
8 Dat hem vervloeken de vervloekers des dags, die bereid zijn hun rouw te verwekken;
9 Dat de sterren van zijn schemertijd verduisterd worden; hij wachte naar het licht en het worde niet; en hij zie niet de oogleden des dageraads;
10 Omdat hij niet toegesloten heeft de deuren mijns buiks, noch verborgen de moeite van mijn ogen.
11 Waarom ben ik niet gestorven van de baarmoeder aan, en heb den geest gegeven als ik uit den buik voortkwam?

Onderwerpen:

32 comments

Geef een reactie