Het leven van Jozef 1/28
30/08/2022

Het leven van Jozef 1/28

Voorganger:
Passage: Genesis 37:1-11

1 EN Jakob woonde in het land der vreemdelingschappen zijns vaders, in het land Kanaän.
2 Dit zijn Jakobs geschiedenissen: Jozef, zijnde een zoon van zeventien jaar, weidde de kudde met zijn broeders (en hij was een jongeling), met de zonen van Bilha en de zonen van Zilpa, zijns vaders vrouwen; en Jozef bracht hun kwaad gerucht tot hun vader.
3 En Israël had Jozef lief boven al zijn zonen, want hij was hem een zoon des ouderdoms; en hij maakte hem een veelvervigen rok.
4 Als nu zijn broeders zagen, dat hun vader hem boven al zijn broederen liefhad, haatten zij hem, en konden hem niet vredelijk toespreken.
5 Ook droomde Jozef een droom, dien hij zijn broederen vertelde; dies haatten zij hem nog te meer.
6 En hij zeide tot hen: Hoort toch dezen droom dien ik gedroomd heb.
7 En zie, wij waren schoven bindende in het midden des velds; en zie, mijn schoof stond op en bleef ook staande; en zie, uw schoven kwamen rondom en bogen zich neder voor mijn schoof.
8 Toen zeiden zijn broeders tot hem: Zult gij dan ganselijk over ons regeren? Zult gij dan ganselijk over ons heersen? Zo haatten zij hem nog te meer om zijn dromen en om zijn woorden.
9 En hij droomde nog een anderen droom, en verhaalde dien aan zijn broederen; en hij zeide: Zie, ik heb nog een droom gedroomd; en zie, de zon, en de maan en elf sterren bogen zich voor mij neder.
10 En als hij het aan zijn vader en aan zijn broederen verhaalde, bestrafte hem zijn vader en zeide tot hem: Wat is dit voor een droom dien gij gedroomd hebt? Zullen wij dan ganselijk komen, ik en uw moeder en uw broeders, om ons voor u ter aarde te buigen?
11 Zijn broeders dan benijdden hem; doch zijn vader bewaarde deze zaak.

Onderwerpen:

Geef een reactie