DL hoofdstuk 1: Verzoening deel 2
Johannes 12:
20 En er waren sommige Grieken uit degenen die opgekomen waren, opdat zij op het feest zouden aanbidden;
21 Dezen dan gingen tot Filippus, die van Bethsáïda in Galiléa was, en baden hem, zeggende: Heer, wij wilden Jezus wel zien.
22 Filippus kwam en zeide het Andréas; en Andréas en Filippus wederom zeiden het Jezus.
23 Maar Jezus antwoordde hun, zeggende: De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen zal verheerlijkt worden.
24 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort.
25 Die zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen; en die zijn leven haat in deze wereld, zal hetzelve bewaren tot het eeuwige leven.
26 Zo iemand Mij dient, die volge Mij; en waar Ik ben, aldaar zal ook Mijn dienaar zijn. En zo iemand Mij dient, de Vader zal hem eren.
27 Nu is Mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure. Maar hierom ben Ik in deze ure gekomen.
28 Vader, verheerlijk Uw Naam. Er kwam dan een stem uit den hemel, zeggende: En Ik heb hem verheerlijkt, en Ik zal hem wederom verheerlijken.
29 De schare dan, die daar stond en dit hoorde, zeide dat er een donderslag geschied was. Anderen zeiden: Een engel heeft tot Hem gesproken.
30 Jezus antwoordde en zeide: Niet om Mijnentwil is deze stem geschied, maar om uwentwil.
31 Nu is het oordeel dezer wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden.
32 En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken.
33 (En dit zeide Hij, betekenende hoedanigen dood Hij sterven zou.)