De hand opgeheven tot de Heere
04/11/2022

De hand opgeheven tot de Heere

Voorganger:
Passage: Genesis 14:18-24

18 En Melchizédek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn; en hij was een priester des allerhoogsten Gods.
19 En hij zegende hem en zeide: Gezegend zij Abram Gode, den Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit.
20 En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft. En hij gaf hem de tiende van alles.
21 En de koning van Sódom zeide tot Abram: Geef mij de zielen, maar neem de have voor u.
22 Doch Abram zeide tot den koning van Sódom: Ik heb mijn hand opgeheven tot den HEERE, den allerhoogsten God, Die hemel en aarde bezit;
23 Zo ik van een draad af tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles wat uwe is, iets neme; opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk gemaakt.
24 Het zij buiten mij; alleen wat de jongelingen verteerd hebben, en het deel dezer mannen, die met mij getogen zijn, Aner, Eskol en Mamre, laat die hun deel nemen.

32 comments

Geef een reactie