
Bijbel studie Daniël 21 van 23
21 Daarna zal er een verachte in zijn staat staan, denwelken men de koninklijke waardigheid niet zal geven; doch hij zal in stilheid komen en het koninkrijk door vleierijen bemachtigen.
22 En de armen der overstroming zullen overstroomd worden van voor zijn aangezicht, en zij zullen gebroken worden, en ook de vorst des verbonds.
23 En na de vereniging met hem zal hij bedrog plegen, en hij zal optrekken en hij zal met weinig volk gesterkt worden.
24 Met stilheid zal hij ook in de vette plaatsen des landschaps komen, en hij zal doen wat zijn vaders noch de vaders zijner vaders gedaan hebben; roof en buit en goederen zal hij onder hen uitstrooien; en hij zal tegen de vastigheden zijn gedachten denken, doch tot een zekeren tijd toe.
25 En hij zal zijn kracht en zijn hart verwekken tegen den koning van het zuiden, met een grote heirkracht; en de koning van het zuiden zal zich in den strijd mengen met een grote en zeer machtige heirkracht; doch hij zal niet bestaan, want zij zullen gedachten tegen hem denken.
26 En die de stukken zijner spijze zullen eten, zullen hem breken, en de heirkracht deszelven zal overstromen, en vele verslagenen zullen vallen.
27 En het hart van beide deze koningen zal wezen om kwaad te doen en aan één tafel zullen zij leugen spreken; en het zal niet gelukken, want het zal nog een einde hebben te bestemder tijd.
28 En hij zal in zijn land wederkeren met groot goed, en zijn hart zal zijn tegen het heilig verbond; en hij zal het doen en wederkeren in zijn land.
29 Te bestemder tijd zal hij wederkeren en tegen het zuiden komen, doch het zal niet zijn gelijk de eerste noch gelijk de laatste reize.
30 Want er zullen schepen van Chittim tegen hem komen, daarom zal hij met smart bevangen worden, en hij zal wederkeren, en gram worden tegen het heilig verbond, en hij zal het doen; want wederkerende zo zal hij acht geven op de verlaters des heiligen verbonds.
31 En er zullen armen uit hem ontstaan, en zij zullen het heiligdom ontheiligen en de sterkte, en zij zullen het gedurig offer wegnemen en een verwoestenden gruwel stellen.
32 En die goddelooslijk handelen tegen het verbond, zal hij doen huichelen door vleierijen; maar het volk, die hun God kennen, zullen zij grijpen en zullen het doen.
33 En de leraars des volks zullen er velen onderwijzen, en zij zullen vallen door het zwaard en door vlam, door gevangenis en door beroving, vele dagen.
34 Als zij nu zullen vallen, zullen zij met een kleine hulp geholpen worden; doch velen zullen zich door vleierijen tot hen vervoegen.
35 En van de leraars zullen er sommigen vallen, om hen te louteren en te reinigen en wit te maken, tot den tijd van het einde toe; want het zal nog zijn voor een bestemden tijd.
36 En die koning zal doen naar zijn welgevallen, en hij zal zichzelven verheffen en groot maken boven allen god, en hij zal tegen den God der goden wonderlijke dingen spreken; en hij zal voorspoedig zijn, totdat de gramschap voleind zij; want het is vastelijk besloten, het zal geschieden.
37 En op de goden zijner vaderen zal hij geen acht geven, noch op de begeerte der vrouwen; hij zal ook op geen god acht geven, maar hij zal zich boven alles groot maken.
38 En hij zal den god Maüzzim in zijn standplaats eren; namelijk den god welken zijn vaders niet gekend hebben, zal hij eren met goud en met zilver en met kostelijk gesteente en met gewenste dingen.
39 En hij zal de vastigheden der sterkten maken met den vreemden god; dengenen die hij kennen zal, zal hij de eer vermenigvuldigen, en hij zal hen doen heersen over velen en hij zal het land uitdelen om prijs.