1 En ik hief mijn ogen weder op, en ik zag; en ziet, vier wagens gingen er uit van tussen twee bergen, en die bergen waren bergen van koper. 2…
5 En de Engel Die met mij sprak, ging uit, en zeide tot mij: Hef nu uw ogen op, en zie wat dit zij dat er voortkomt. 6 En ik…
1 En ik hief mijn ogen weder op, en ik zag; en ziet, een vliegende rol. 2 En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie…
1 En de Engel, Die met mij sprak, kwam weder; en Hij wekte mij op, gelijk een man, die van zijn slaap opgewekt wordt. 2 En Hij zeide tot mij:…
1 Daarna toonde Hij mij Josua, den hogepriester, staande voor het aangezicht van den Engel des HEEREN; en de satan stond aan zijn rechterhand, om hem te wederstaan. 2 Doch…
1 Wederom hief ik mijn ogen op, en ik zag; en ziet, er was een man, en in zijn hand was een meetsnoer. 2 En ik zeide: Waar gaat gij…
18 En ik hief mijn ogen op, en zag; en ziet, er waren vier hoornen. 19 En ik zeide tot den Engel, Die met mij sprak: Wat zijn deze? En…
7 Op den vier en twintigsten dag, in de elfde maand (die de maand Schebat is), in het tweede jaar van Darius, geschiedde het woord des HEEREN tot Zacharia, den…