7 Toen zeide Izébel, zijn huisvrouw, tot hem: Zoudt gij nu het koninkrijk over Israël regeren? Sta op, eet brood en uw hart zij vrolijk; ik zal u den wijngaard…
1 HET geschiedde nu na deze dingen, alzo Naboth, een Jizreëliet, een wijngaard had, die te Jizreël was, bij het paleis van Achab, den koning van Samaría, 2 Dat Achab…
19 Zo ging hij vandaar en vond Elísa, den zoon van Safat; diezelve ploegde met twaalf juk runderen voor zich heen, en hij was bij het twaalfde; en Elía ging…
1 HET geschiedde nu na deze dingen, alzo Naboth, een Jizreëliet, een wijngaard had, die te Jizreël was, bij het paleis van Achab, den koning van Samaría, 2 Dat Achab…
18 Ook heb Ik in Israël doen overblijven zevenduizend, alle knieën die zich niet gebogen hebben voor Baäl, en allen mond die hem niet gekust heeft.
15 En de HEERE zeide tot hem: Ga, keer weder op uw weg, naar de woestijn van Damascus; en ga daar in, en zalf Házaël ten koning over Syrië.
11 En Hij zeide: Ga uit en sta op dezen berg voor het aangezicht des HEEREN. En zie, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind scheurende de…
9 En hij kwam aldaar in een spelonk en vernachtte aldaar; en zie, het woord des HEEREN geschiedde tot hem en zeide tot hem: Wat maakt gij hier, Elía? 10…
5 En hij legde zich neder en sliep onder een jeneverboom; en zie, toen roerde hem een engel aan en zeide tot hem: Sta op, eet. 6 En hij zag…
1 EN Achab zeide Izébel aan al wat Elía gedaan had, en allen die hij gedood had, te weten al de profeten, met het zwaard. 2 Toen zond Izébel een…
41 Daarna zeide Elía tot Achab: Trek op, eet en drink; want er is een geruis van een overvloedigen regen. 42 Alzo toog Achab op om te eten en te…
39 Als nu het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten, en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God. 40 En Elía zeide tot hen:…
38 Toen viel het vuur des HEEREN en verteerde dat brandoffer, en dat hout, en die stenen, en dat stof, ja, lekte dat water op hetwelk in de groeve was.
36 Het geschiedde nu als men het spijsoffer offerde, dat de profeet Elía naderde en zeide: HEERE, God Abrahams, Izaks en Israëls, dat het heden bekend worde dat Gij God…
30 Toen zeide Elía tot het ganse volk: Nadert tot mij. En al het volk naderde tot hem. En hij heelde het altaar des HEEREN, dat verbroken was. 31 En…
22 Toen zeide Elía tot het volk: Ik ben alleen een profeet des HEEREN overgebleven, en de profeten van Baäl zijn vierhonderd en vijftig mannen. 23 Dat men ons dan…
20 Zo zond Achab onder alle kinderen Israëls, en verzamelde de profeten op den berg Karmel. 21 Toen naderde Elía tot het ganse volk en zeide: Hoelang hinkt gij op…
18 Toen zeide hij: Ik heb Israël niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede dat gijlieden de geboden des HEEREN verlaten hebt en de Baäls nagevolgd zijt.
3b en Obadja was den HEERE zeer vrezende. 12b ik, uw knecht, nu vrees den HEERE van mijn jonkheid af.
1 EN het gebeurde na vele dagen, dat het woord des HEEREN geschiedde tot Elía in het derde jaar, zeggende: Ga heen, vertoon u aan Achab; want Ik zal regen…