10 De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn. 11 Hij bindt zijn jongen ezel aan…
8 Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen. 9 Juda is een leeuwenwelp!…
9 Ik zal borg voor hem zijn; van mijn hand zult gij hem eisen; indien ik hem tot u niet breng en hem voor uw aangezicht stel, zo zal ik alle…
24 En het geschiedde omtrent na drie maanden, dat men Juda te kennen gaf, zeggende: Thamar, uw schoondochter, heeft gehoereerd, en ook zie, zij is zwanger van hoererij. Toen zeide Juda:…
1 En het geschiedde ten zelven tijde, dat Juda van zijn broederen aftoog, en hij keerde in tot een man van Adullam, wiens naam was Hira. 2 En Juda zag aldaar de…
26 Toen zeide Juda tot zijn broederen: Wat gewin zal het zijn, dat wij onzen broeder doodslaan, en zijn bloed verbergen? 27 Komt, en laat ons hem aan deze Ismaëlieten verkopen, en…
35 En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom noemde zij zijn naam Juda. En zij hield op van baren.
15 Toen Jozefs broeders zagen, dat hun vader dood was, zo zeiden zij: Misschien zal ons Jozef haten, en hij zal ons gewisselijk vergelden al het kwaad, dat wij hem aangedaan…
12 En zijn broeders gingen heen, om de kudde van hun vader te weiden bij Sichem. 13 Zo zeide Israël tot Jozef: Weiden uw broeders niet bij Sichem? Kom, dat ik u…
15 En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de…
27 Benjamin zal als een wolf verscheuren; des morgens zal hij roof eten, en des avonds zal hij buit uitdelen.
23 De schutters hebben hem wel bitterheid aangedaan en beschoten en hem gehaat; 24 Maar zijn boog is in stijvigheid gebleven en de armen zijner handen zijn gesterkt geworden, door…
22 Jozef is een vruchtbare tak, een vruchtbare tak aan een fontein; elkeen der takken loopt over den muur. 25 Van uws vaders God, Die u zal helpen, en van…
20 Van Aser, zijn brood zal vet zijn; en hij zal koninklijke lekkernijen leveren.
19 Aangaande Gad, een bende zal hem aanvallen; maar hij zal haar aanvallen in het einde.
16 Dan zal zijn volk richten, als een der stammen Israëls. 17 Dan zal een slang zijn aan den weg, een adderslang nevens het pad, bijtende des paards verzenen, dat…
14 Issaschar is een sterkgebeende ezel, nederliggende tussen twee pakken. 15 Toen hij de rust zag, dat zij goed was, en het land, dat het lustig was, zo boog hij…
13 Zebulon zal aan de haven der zeeën wonen; en hij zal aan de haven der schepen wezen, en zijn zijde zal zijn naar Sidon.