Serie over Elia deel 4/29
en hij riep tot haar en zeide: Haal mij toch een weinig water in dit vat, dat ik drinke.
11 Toen zij nu heenging om te halen, zo riep hij tot haar en zeide: Haal mij toch ook een bete broods in uw hand.
12 Maar zij zeide: Zo waarachtig als de HEERE uw God leeft, indien ik een koek heb, dan alleen een handvol meel in de kruik en een weinig olie in de fles; en zie, ik heb een paar houten gelezen, en ik ga heen en zal het voor mij en voor mijn zoon bereiden, dat wij het eten en sterven.
13 En Elía zeide tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst een kleinen koek daarvan en breng dien mij hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna wat maken.
14 Want zo zegt de HEERE, de God Israëls: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op den dag dat de HEERE regen op den aardbodem geven zal.
15 En zij ging heen en deed naar het woord van Elía; zo at zij, en hij, en haar huis vele dagen.
16 Het meel van de kruik werd niet verteerd en de olie van de fles ontbrak niet, naar het woord des HEEREN dat Hij gesproken had door den dienst van Elía.