Daniël 12/14
17/10/2022

Daniël 12/14

Voorganger:
Serie:
Passage: Daniël 6:1-10

1 DARÍUS de Meder nu ontving het koninkrijk, omtrent twee en zestig jaren oud zijnde.
2 En het dacht Daríus goed dat hij over het koninkrijk stelde honderd en twintig stadhouders, die over het ganse koninkrijk zijn zouden;
3 En over dezelve drie vorsten, van dewelke Daniël de eerste zijn zou, denwelken die stadhouders zelven zouden rekenschap geven, opdat de koning geen schade leed.
4 Toen overtrof deze Daniël die vorsten en die stadhouders, daarom dat een voortreffelijker geest in hem was; en de koning dacht hem te stellen over het gehele koninkrijk.
5 Toen zochten de vorsten en de stadhouders gelegenheid te vinden tegen Daniël vanwege het koninkrijk; maar zij konden geen gelegenheid noch misdaad vinden, dewijl hij getrouw was en geen vergrijping noch misdaad in hem gevonden werd.
6 Toen zeiden die mannen: Wij zullen tegen dezen Daniël geen gelegenheid vinden, tenzij dat wij tegen hem iets vinden in de wet zijns Gods.
7 Zo kwamen deze vorsten en de stadhouders met hopen tot den koning, en zeiden aldus tot hem: O koning Daríus, leef in eeuwigheid.
8 Al de vorsten des rijks, de overheden en stadhouders, de raadsheren en landvoogden hebben zich beraadslaagd een koninklijke ordinantie te stellen, en een sterk gebod te maken, dat al wie in dertig dagen een verzoek doen zal van enigen god of mens, behalve van u, o koning, die zal in den kuil der leeuwen geworpen worden.
9 Nu, o koning, gij zult een gebod bevestigen en een schrift tekenen, dat niet veranderd worde, naar de wet der Meden en der Perzen, die niet mag wederroepen worden.
10 Daarom tekende de koning Daríus dat schrift en gebod.

Geef een reactie