Bijbel studie Daniël 15 van 23
30/04/2022

Bijbel studie Daniël 15 van 23

Voorganger:
Passage: Daniël 8:1-14

1 IN het derde jaar des koninkrijks van den koning Bélsazar verscheen mij een gezicht, mij, Daniël, na hetgeen dat mij in het eerst verschenen was.
2 En ik zag in een gezicht (het geschiedde nu toen ik het zag, dat ik in den burcht Susan was, welke in het landschap Elam is), ik zag dan in een gezicht, dat ik aan den vloed Ulai was.
3 En ik hief mijn ogen op en ik zag, en zie, een ram stond voor dien vloed, die had twee hoornen; en die twee hoornen waren hoog, en de ene was hoger dan de andere, en de hoogste kwam in het laatst op.
4 Ik zag dat de ram met de hoornen tegen het westen stiet, en tegen het noorden en tegen het zuiden, en geen dieren konden voor zijn aangezicht bestaan, en er was niemand die uit zijn hand verloste; maar hij deed naar zijn welgevallen, en hij maakte zich groot.
5 Toen ik dit overlegde, zie, er kwam een geitenbok van het westen over den gansen aardbodem, en roerde de aarde niet aan; en die bok had een aanzienlijken hoorn tussen zijn ogen.
6 En hij kwam tot den ram die de twee hoornen had, dien ik had zien staan voor den vloed; en hij liep op hem aan in de grimmigheid zijner kracht.
7 En ik zag hem, nakende aan den ram, en hij verbitterde zich tegen hem, en hij stiet den ram en hij brak zijn beide hoornen; en in den ram was geen kracht om voor zijn aangezicht te bestaan; en hij wierp hem ter aarde en hij vertrad hem, en er was niemand die den ram uit zijn hand verloste.
8 En de geitenbok maakte zich uitermate groot; maar toen hij sterk geworden was, brak die grote hoorn, en er kwamen op aan deszelfs plaats vier aanzienlijke, naar de vier winden des hemels.
9 En uit één van die kwam voort een kleine hoorn, welke uitnemend groot werd, tegen het zuiden en tegen het oosten, en tegen het sierlijke land.
10 En hij werd groot tot aan het heir des hemels; en hij wierp er sommigen van dat heir, namelijk van de sterren, ter aarde neder en hij vertrad hen.
11 Ja, hij maakte zich groot tot aan den Vorst des heirs, en van denzelven werd weggenomen het gedurig offer, en de woning Zijns heiligdoms werd nedergeworpen.
12 En het heir werd in den afval overgegeven tegen het gedurig offer; en hij wierp de waarheid ter aarde, en deed het en het gelukte wel.
13 Daarna hoorde ik een heilige spreken; en de heilige zeide tot den Onbenoemde Die daar sprak: Tot hoelang zal dat gezicht van het gedurig offer en van den verwoestenden afval zijn, dat zo het heiligdom als het heir ter vertreding zal overgegeven worden?
14 En Hij zeide tot mij: Tot tweeduizend en driehonderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom gerechtvaardigd worden.

Geef een antwoord